Post by cornervlag on May 15, 2024 15:31:24 GMT 1
1. Bob Dylan (titelloze debuut)
Het debuutalbum van Bob Dylan uit 1962 bevat 11 traditionals en covers en 2 zelf geschreven liedjes. Dylan was 21 toen dit uitkwam. Hij was in 1961 gestopt met zijn studies om het te gaan maken in New York als muzikaal artiest. Nog in New York bezocht hij zijn grote idool Woody Guthrie, wiens muziek op hem grote indruk maakte, doordrongen als ze was van de Amerikaanse "spirit". Via Guthrie raakte hij bevriend met Ramblin' Jack Elliot, die tien jaar ouder is en nog altijd leeft (93!) Door hen keerde Dylan initieel de leuke maar oppervlakkige rock'n roll van de jaren 50 de rug toe en verdiepte hij zich in de Amerikaanse folk, een genre dat volgens Dylan meer te vertellen had. Die vroege evolutie van de muzikant Dylan zou zijn neerslag vinden op het debuutalbum. Dat werd geproduceerd door John Hammond van Columbia. Die had Dylan leren kennen toen hij mondharmonica speelde op een plaat van Carolyn Hester. Het debuut verkocht 5000 exemplaren, net genoeg om uit de kosten te raken.
You're no good is een cover van blues-singer-songwriter en one-man-band Jesse Fuller, die Dylan niet alleen lyrisch en muzikaal inspireerde maar hem ook op het idee bracht om met een mondharmonica op een beugel te spelen, terwijl hij gitaar speelde. Die instrumentatie is deel gaan uitmaken van Dylans identiteit.
Talkin' New York is een "spoken blues" over de jongen uit Minnesota die aankomt in de grote boze stad. Het is het eerste van twee eigen liedjes.
Dan volgen twee traditionals, te beginnen met In my time of dyin'. Wie het geschreven heeft is niet bekend, wel wie het eerst heeft opgenomen: Blind Willie Johnson. Na Dylan zou Led Zeppelin nog een bekende cover van het lied maken. Het tweede is Man of constant sorrow, later beroemd geworden in de versie van George Clooney en co in O Brother Where Art Thou. De eerste opname komt van Emry Arthur in 1928. Beide interpretaties door Dylan tonen al een flink door de wol geverfde zanger. Vooral in het laatste nummer is de mondmuziek behoorlijk impressionant.
Fixin' to die is opnieuw een delta blues-cover, ditmaal van Bukka White. Hij haalt hier alle vocale registers boven - hij kan, of kon, echt wel een stukje zingen, al komt de "grunt" niet helemaal over.
Pretty Peggy'O is oorspronkelijk een Schotse folksong, waarvan Dylan een gewijzigde versie speelt, die hij zelf oppikte uit de zuidelijke Amerikaanse traditie. Niet het beste nummer van de plaat. Hier glijdt de mondharmonica af naar "stoofhout" zoals mijn vader dat noemde.
Kant 1 sluit af met Highway 51, een blues van pianist Curtis Jones. Highway 51 is een autoweg in Louisiana die een belangrijke rol speelt in de zuidelijke geschiedenis. Het heeft een Berry/Cochran-achtige riff die de 12 maten blues ietwat interessanter maken. Vocaal gaat de bard hier en daar weer over de top.
Kant 2 opent met Gospel Plow, dat grotendeels in de stijl van het vorige blijft. De toon wordt rustiger in Baby let me follow you down een folk-blues-kruising die nog het meest de latere Dylan voorspelt.
Het pièce de résistance is House of the rising sun, een traditional die Bob Dylan doorgaf aan The Animals, die de "definitieve" versie zouden neerzetten. Het onderscheidend element is de dalende baslijn, die we later nog in veel liedjes zullen terugvinden. Die haalde Dylan zelf bij Dave Van Ronk, de echte vader van het nummer in zijn huidige vorm.
Freight train blues is een grappig aandoend liedje over een trein, die vocaal wordt geëvoceerd. De jonge zanger doet dat erg leuk. De mosterd haalde hij bij Mississippi Fred McDowell.
Song to Woody is zijn ode aan idool Woody Guthrie. Het is aandoenlijk de jonge zanger zich zo lovend en bescheiden te horen opstellen in het aanschijn van iemand die hij veel groter acht dan zichzelf. Misschien denkt Dylan daar nu anders over maar ik denk niet dat hij het ontzag van toen heeft afgeworpen.
De afsluiter is het indrukwekkende See that my grave is kept clean dat hij overnam van Blind Lemon Jefferson, de "vader van de Texas blues".
Mijn eindoordeel: het is moeilijk te vatten dat het album bij verschijnen geen grote indruk maakte. Ofwel is mijn appreciatie beïnvloed doordat ik het vervolg ken, ofwel was Dylan zijn tijd vooruit. Dat hier maar twee eigen nummers op staan, doet misschien wat af aan het kaliber van de plaat in Dylans hoedanigheid van songwriter. Toch ben ik onder de indruk van zijn vertolking en hoe hij de liedjes naar zijn hand heeft gezet. "Ne zanger is een groep" nietwaar, goeie covers zijn waardevoller dan platte originelen. Dit is misschien geen topplaat zoals Blood On the Tracks, maar ze verveelt me geen seconde, wat me toch overkwam bij later werk dat veel hoger staat aangeschreven, zoals Love and Theft bijvoorbeeld. Ik geef dit voorlopig een 8/10. Dat kan veranderen, als ik inflatie/deflatie ondervind.
Het debuutalbum van Bob Dylan uit 1962 bevat 11 traditionals en covers en 2 zelf geschreven liedjes. Dylan was 21 toen dit uitkwam. Hij was in 1961 gestopt met zijn studies om het te gaan maken in New York als muzikaal artiest. Nog in New York bezocht hij zijn grote idool Woody Guthrie, wiens muziek op hem grote indruk maakte, doordrongen als ze was van de Amerikaanse "spirit". Via Guthrie raakte hij bevriend met Ramblin' Jack Elliot, die tien jaar ouder is en nog altijd leeft (93!) Door hen keerde Dylan initieel de leuke maar oppervlakkige rock'n roll van de jaren 50 de rug toe en verdiepte hij zich in de Amerikaanse folk, een genre dat volgens Dylan meer te vertellen had. Die vroege evolutie van de muzikant Dylan zou zijn neerslag vinden op het debuutalbum. Dat werd geproduceerd door John Hammond van Columbia. Die had Dylan leren kennen toen hij mondharmonica speelde op een plaat van Carolyn Hester. Het debuut verkocht 5000 exemplaren, net genoeg om uit de kosten te raken.
You're no good is een cover van blues-singer-songwriter en one-man-band Jesse Fuller, die Dylan niet alleen lyrisch en muzikaal inspireerde maar hem ook op het idee bracht om met een mondharmonica op een beugel te spelen, terwijl hij gitaar speelde. Die instrumentatie is deel gaan uitmaken van Dylans identiteit.
Talkin' New York is een "spoken blues" over de jongen uit Minnesota die aankomt in de grote boze stad. Het is het eerste van twee eigen liedjes.
Dan volgen twee traditionals, te beginnen met In my time of dyin'. Wie het geschreven heeft is niet bekend, wel wie het eerst heeft opgenomen: Blind Willie Johnson. Na Dylan zou Led Zeppelin nog een bekende cover van het lied maken. Het tweede is Man of constant sorrow, later beroemd geworden in de versie van George Clooney en co in O Brother Where Art Thou. De eerste opname komt van Emry Arthur in 1928. Beide interpretaties door Dylan tonen al een flink door de wol geverfde zanger. Vooral in het laatste nummer is de mondmuziek behoorlijk impressionant.
Fixin' to die is opnieuw een delta blues-cover, ditmaal van Bukka White. Hij haalt hier alle vocale registers boven - hij kan, of kon, echt wel een stukje zingen, al komt de "grunt" niet helemaal over.
Pretty Peggy'O is oorspronkelijk een Schotse folksong, waarvan Dylan een gewijzigde versie speelt, die hij zelf oppikte uit de zuidelijke Amerikaanse traditie. Niet het beste nummer van de plaat. Hier glijdt de mondharmonica af naar "stoofhout" zoals mijn vader dat noemde.
Kant 1 sluit af met Highway 51, een blues van pianist Curtis Jones. Highway 51 is een autoweg in Louisiana die een belangrijke rol speelt in de zuidelijke geschiedenis. Het heeft een Berry/Cochran-achtige riff die de 12 maten blues ietwat interessanter maken. Vocaal gaat de bard hier en daar weer over de top.
Kant 2 opent met Gospel Plow, dat grotendeels in de stijl van het vorige blijft. De toon wordt rustiger in Baby let me follow you down een folk-blues-kruising die nog het meest de latere Dylan voorspelt.
Het pièce de résistance is House of the rising sun, een traditional die Bob Dylan doorgaf aan The Animals, die de "definitieve" versie zouden neerzetten. Het onderscheidend element is de dalende baslijn, die we later nog in veel liedjes zullen terugvinden. Die haalde Dylan zelf bij Dave Van Ronk, de echte vader van het nummer in zijn huidige vorm.
Freight train blues is een grappig aandoend liedje over een trein, die vocaal wordt geëvoceerd. De jonge zanger doet dat erg leuk. De mosterd haalde hij bij Mississippi Fred McDowell.
Song to Woody is zijn ode aan idool Woody Guthrie. Het is aandoenlijk de jonge zanger zich zo lovend en bescheiden te horen opstellen in het aanschijn van iemand die hij veel groter acht dan zichzelf. Misschien denkt Dylan daar nu anders over maar ik denk niet dat hij het ontzag van toen heeft afgeworpen.
De afsluiter is het indrukwekkende See that my grave is kept clean dat hij overnam van Blind Lemon Jefferson, de "vader van de Texas blues".
Mijn eindoordeel: het is moeilijk te vatten dat het album bij verschijnen geen grote indruk maakte. Ofwel is mijn appreciatie beïnvloed doordat ik het vervolg ken, ofwel was Dylan zijn tijd vooruit. Dat hier maar twee eigen nummers op staan, doet misschien wat af aan het kaliber van de plaat in Dylans hoedanigheid van songwriter. Toch ben ik onder de indruk van zijn vertolking en hoe hij de liedjes naar zijn hand heeft gezet. "Ne zanger is een groep" nietwaar, goeie covers zijn waardevoller dan platte originelen. Dit is misschien geen topplaat zoals Blood On the Tracks, maar ze verveelt me geen seconde, wat me toch overkwam bij later werk dat veel hoger staat aangeschreven, zoals Love and Theft bijvoorbeeld. Ik geef dit voorlopig een 8/10. Dat kan veranderen, als ik inflatie/deflatie ondervind.
Post by cornervlag on May 15, 2024 15:11:27 GMT 1